Close

Het verhaal van Hung

Om een indruk te krijgen van het dagelijkse leven van de straatkinderen in Dong Ha, een portret van Le Van Hung, een 14 jaar oude jongen die door zijn geremde groeiontwikkeling nog maar 10 jaar oud lijkt. Door bittere armoede genoodzaakt werd hij door zijn gehandicapte vader en zijn moeder op 7 jarige leeftijd vanuit de noordelijk gelegen provincie Ha Tinh weggestuurd om in Dong Ha, de hoofdstad van de provincie Quang Tri, gaan proberen te overleven.
Hung, dat is zijn voornaam, is hier als het ware de vertegenwoordiger van alle overige straatkinderen in Dong Ha: toen, nu en waarschijnlijk helaas nog in de toekomst.

Hans-Victor Selder, de voorzitter van KoD, heeft het verhaal van Le Van Hung  een aantal jaren geleden geschreven toen hij hem tegenkwam in Dong Ha tijdens een missie voor het Rode Kruis. Letterlijk in de goot ergens op straat. Het verhaal van Hung is ook op de dag van vandaag actueel. Nog steeds verkeren kinderen in Dong Ha elke dag in soortgelijke omstandigheden. Dit verhaal wil u vertellen over de straatkinderenproblematiek in Dong Ha. Zo hoopt de Stichting “Kind onder Dak” dat mensen in Nederland zich van deze problematiek bewust worden en blijven, zich bij het lot van de straatkinderen in Dong Ha betrokken gaan voelen en zorgen voor de financiële middelen voor de instandhouding van “Mai Am Tinh Hong” het opvang- en begeleidingshuis voor straatkinderen.

De grote boem

Het was ploeteren voor Le Van Phuc op het mini akkertje bij zijn armzalige rieten huisje.
Elke dag opnieuw van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat proberen het hoofd boven water te houden voor vrouw en vier kinderen is geen eenvoudige opgave. Rijst en vlees kwamen niet elke dag op tafel, maar er was altijd wel een maaltijd van zoete aardappelen met wat veldgroente en nu en dan een visje of een paar krabben, gevangen in een rijstveld. Het gezin Le Van ging in ieder geval net niet dood van de honger. Daar was dan wel alles mee gezegd. Met de schamele opbrengst van wat eieren die moeder op de markt verkocht kon af en toe een lapje stof worden gekocht om kleren te maken.

Het ouderlijk huis van Hung

De dag begon als alle andere. Al vroeg was Le Van Phuc  op zijn akkertje aan het werk. Zijn oudste zoon Hung hielp hem bij het wieden van onkruid. Met een eenvoudige hak woelde Phuc de grond om, meter voor meter.

De kracht van de explosie was enorm. Phuc werd de lucht in geslingerd. Bewusteloos en hevig bloedend viel hij neer, zijn twee benen verbrijzeld. Weer een slachtoffer van oorlogsprojectielen die nog overal in de bodem in Viet Nam verborgen liggen als gevolg van de Amerikaans-Vietnamese oorlog die weliswaar in 1975 afgelopen was, maar tot op de dag van vandaag nog zijn tol eist.

Hung had geluk; hij had zich in een watergreppel tussen de zoete aardappelbedden kunnen laten vallen. Zo snel hij kon rende hij naar de buren om hulp te halen. Le Van Phuc overleefde de ontploffing maar zou voor de rest van zijn leven met verbrijzelde benen verder moeten leven. Gehandicapt zijn betekent amper kunnen werken. Geen werk, geen geld; geen geld, geen eten; geen eten.

De situatie in het gezin werd met de dag nijpender. Bittere armoede en hongerlijden deden hun intrede. Er waren te veel monden om te voeden. Hung was net zeven jaar geworden toen zijn vader hem ten einde raad vroeg uit huis te vertrekken en naar Dong Ha te gaan, de hoofdstad van de zuidelijker gelegen provincie Quang Tri. Daar was een grote permanente markt en er leefden daar  meer kinderen op straat. Hung wilde niet uit zijn vertrouwde omgeving weg, maar hij had geen keus.

Te voet liep Hung naar de stad Ha Tinh. Daar stopte eenmaal per week de trein op zijn lange tocht van noord naar zuid, van Ha Noi, de hoofdstad van Viet Nam naar Ho Chi Minh City, het vroegere Saigon.

Verborgen in een goederenwagon maakte Hung zijn reis, twee provincies verder naar het zuiden naar de stad Dong Ha. Daar zou hij moeten leren te overleven. Knarsend en piepend kwam de lange trein tot stilstand op het station van Dong Ha en voordat hij het besefte was Hung opgenomen in de menigte die het perron bevolkte. Hung liep maar mee met een groep vrouwen die kennelijk met hun koopwaar op weg waren naar de markt.

De oude loods aan de rand van de stad

Hung rammelde intussen van de honger. Doelloos en wanhopig liep hij tussen de marktkramen door. Er was genoeg te koop aan allerlei etenswaren, maar Hung had geen rooie cent. Het huilen stond hem nader dan het lachen. Bovendien zou het spoedig avond worden en waar moest hij slapen? Hij dacht aan thuis; een armzalig huisje, dat wel, maar hij had tenminste een plekje waar hij ’s nachts op zijn rieten matje kon slapen. De tranen liepen over zijn wangen. Een groepje armoedig geklede kinderen, jongens en meisjes, liep langzaam op het zielige hoopje mens toe dat zomaar op een stuk van een kartonnen doos op de grond zat. Ze vroegen Hung van alles en nog wat en namen hem toen mee, naar een oude vervallen loods, aan de rand van de stad.

Zo begon Le Van Hung op zevenjarige leeftijd zijn “loopbaan” als straatkind in Dong Ha.

Het dagelijkse leven van Hung

Om iets over vijven vallen de eerste strepen daglicht over de slapende Hung die langzaam wakker wordt en zich nog eens uitrekt op zijn rieten slaapmatje op de vloer van de oude loods aan de rand van de stad. Hij wrijft zijn ogen uit en schopt de oude voddendeken van zich af. Omkleden hoeft niet, want hij heeft maar één stel “kleding” voor de dag én de nacht. Van zijn slaapspullen maakt Hung behendig een rolletje dat hij aan de kant tegen de muur legt. Vanavond ligt het er nog; geen enkele van de loodsbewoners, straatkinderen en andere dak- en thuislozen, haalt het in zijn hoofd iets van een ander weg te nemen.

Ze zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje. Hung pakt zijn katoenen schoudertas, zijn roze-rode plastic etensemmertje en zijn onafscheidelijke strooien hoed en stapt vanuit de halfdonkere loods het felle daglicht tegemoet.

Voor de ingang van de loods rekt hij zich nog eenmaal geeuwend uit, zet zijn hoed op en gaat op pad om weer een nieuwe dag te overleven.

hij rekt zich nog eenmaal geeuwend uit

In de loods begint alles ineens tot leven te komen alsof er een stilzwijgende afspraak onder elkaar is gemaakt. Straatkinderen, alleenstaande dak- en thuislozen en gezinnen bestaande uit moeders met kinderen die om welke reden dan ook geen dak meer boven hun hoofd hebben.

eerst de dorst lessen

Allemaal rollen ze hun slaapspulletjes op en leggen dat aan de kant. Langzaam schuifelen ze allemaal naar buiten, het daglicht in. Wat zal deze nieuwe dag weer voor deze mensen in petto hebben? Niet ver van de oude loods, op een klein pleintje, staat een waterput als drinkwatervoorziening voor alle huisjes in de omgeving. Aan het touw laat Hung een rubberen emmer naar beneden zakken om water te putten. Eerst een flinke slok om zijn dorst te lessen. Dan, met de rest een eenvoudige wasbeurt. Zo, dat frist in ieder geval lekker op.

Een paar keer per week gaat Hung met een aantal vrienden zwemmen in de rivier die langs de stad stroomt. Dan krijgen ook zijn kleren een wasbeurt. Gelukkig drogen die heel snel in de hete zon en dat is maar goed ook, want Hung heeft maar één stel. Daar vallen de gaten al aardig in, dus moet je er nog eens voorzichtig mee zijn ook.

Hung loopt mee met de stroom mensen, vooral vrouwen, die richting centrale markt gaat. Op dit vroege uur is het al een drukte van belang. Bij het krieken van de dag gaan vrouwen uit de omliggende dorpjes met hun koopwaar al op weg naar de markt in Dong Ha.

Behalve voor de handel is de markt voor de hele omgeving een belangrijke verzamel- en ontmoetingsplaats. Hier worden ook de laatste nieuwtjes uitgewisseld.
De centrale markt bestaat uit een groot overdekt gedeelte waar de kleine handelaren meestal een vast winkelstalletje of kraam hebben en een openluchtgedeelte waar iedereen vrij zijn waren en producten te koop kan aanbieden.

de markt in Dong Ha

Je kunt het allemaal zo gek niet bedenken of het is wel op de markt te koop. Veel straatkinderen brengen hier een groot deel van hun dag door. Ze proberen een grijpstuiver te verdienen door zich aan te bieden als schoonmaker, opruimer, sjouwer of….. het maakt eigenlijk niet uit als er maar een paar centen verdiend kunnen worden om een beetje eten te kopen. De handelslui van de markt kennen de meeste straatkinderen wel en proberen ze af en toe wat werk te geven. Dat lukt natuurlijk niet altijd. Vaak gebeurt het ook dat de kooplui het gezeur om werk beu zijn en dan worden de kinderen weggejaagd.

Hung zijn maag begint een beetje veel te knorren en hij heeft trek in een ontbijt. Dat wordt nog eens versterkt door de kruidige mengeling van etensgeuren die over de markt hangt. Overal zijn kleine etensstalletjes te vinden waar eten wordt verkocht en mensen al vroeg aan hun ontbijt zitten bestaande uit een soort noedelsoep en rijst met vis en wat veldgroenten die in hete bouillon lichtjes worden gekookt. Het water loopt Hung uit de mond. Hij heeft vandaag nog geen rooie cent verdiend dus iets te eten kopen kan hij niet.

Bedelen om je maag te kunnen vullen

Er zit niets anders op dan te vragen of hij ergens een hapje rijst krijgt. Ja, eigenlijk moet Hung nu bedelen om zijn maag te kunnen vullen.
Voor dit doel heeft hij, net als andere straatkinderen in Dong Ha, een plastic etensemmertje dat normaal gesproken met een grote sluitspeld vastgemaakt zit aan de grof katoenen schoudertas die hij altijd draagt. Je weet maar nooit wat voor spulletjes je tegen kunt komen en dan is zo’n opbergtas toch wel handig.

Hung vraagt niet alleen om eten aan de eigenaren van de eetgelegenheden maar ook aan de klanten die zitten te eten. Het wil vanmorgen niet erg lukken. De meeste mensen reageren niet eens op zijn vragen of jagen hem met een kort gebaar en “hoepel op” weg. Je moet je natuurlijk wel bedenken dat Hung echt niet de enige is die zijn bedelgang om eten maakt !Hij  heeft geluk; bij een piepkleine eetgelegenheid krijgt hij van de vriendelijk lachende eigenaresse een flinke schep dampende witte rijst in zijn emmertje.
Smullend stilt Hung zijn ochtendhonger. Groente, vis of vlees is er niet bij. Misschien kan hij op het einde van de dag van de open markt nog wat groenteafval bij elkaar rapen en dat proberen te koken op een houtvuurtje achter de loods. Maar ja, dan moet je toch weer eerst hout zien te sprokkelen en van iemand een pan lenen en ook hierbij geldt: niets voor niets.

rijst uit een emmertje

Vlees eet Hung maar zelden; dat is echt te duur. Het gebeurt een enkele keer wel eens dat een klant van een van de eetgelegenheden zijn bord niet leeggegeten heeft en dan probeert hij de restjes te krijgen. Maar Hung is niet het enige straatkind in Dong Ha dat honger heeft en eten wil en ook wel eens wat anders lust dan alleen maar droge witte rijst. Visjes komen elke week op het menu, maar die worden dan ook door Hung en zijn vrienden gevangen in de rivier op zondag wanneer er op de markt bijna niets te doen is. Op een houtvuurtje wordt de vis geroosterd en dan is het echt smullen geblazen.

je mag er alleen maar naar kijken

Toch krijgt Hung niet voldoende en gevarieerde voeding naar binnen; onder andere tekort aan belangrijke vezels, vitaminen en mineralen. Dat kan je ook een beetje zien, want Hung is 14 jaar maar hij lijkt stukken jonger. Door onvoldoende en eenzijdige voeding is hij in zijn lichamelijke groei achtergebleven. Dat is bij alle straatkinderen het geval. Op de markt is weliswaar genoeg te koop waar je je maag mee zou kunnen vullen, voor Hung geldt: “Je mag er alleen maar naar kijken”.

Na het ontbijt wordt het hoogtijd om aan het werk te gaan. Per slot van rekening moet er ook geld verdiend worden.
Met een geplastificeerde juten zak struint Hung systematisch het hele marktcomplex af om diverse soorten afval te verzamelen.
Hij is gespecialiseerd in metalen, glas en plastics. Alles wat hij hiervan maar kan vinden gaat in de grote zak die alsmaar zwaarder wordt en op het laatst een hele last is voor een tenger ventje dat Hung is.

afval verzamelen

Later, in of bij de loods, zal hij zijn drie soorten afval weer uitsplitsen en in aparte zakken doen. Als er van elk een voldoende partij is, moet hij zorgen dat het bij de grotere opkopers terecht komt die hem dan naar gewicht uitbetalen. Veel is het niet dat hij er voor krijgt en de partijen afval zijn ook niet even groot. 

leuke kleren op de markt, maar niet weggelegd voor Hung

Er zijn meer straatkinderen in Dong Ha! Hung verdient gemiddeld zo’n 8.000 tot 10.000 dong per dag. Dat is omgerekend 32 tot 40 eurocent per dag. Reken maar uit wat hij overhoudt als je weet dat naast het eten dat hij krijgt, Hung zo’n 20 eurocent gemiddeld per dag uit moet geven aan eten om op zijn minst in leven te blijven!

Er zijn ook straatkinderen die de hele dag op de stadsvuilnisbelt doorbrengen om daar naar nog bruikbaar afval te zoeken. Dat vindt Hung maar niks “Dat stinkt te veel” zegt hij.

Hung loopt al heel lang in hetzelfde stel armoedige kleren rond. Een leuke nieuwe spijkerbroek en een toffe trui is iets waarvan hij alleen maar kan dromen.

Daarbij komt dat hij nog probeert een beetje van zijn moeizaam verdiende geld opzij te leggen voor zijn ouders en zusjes die eigenlijk niet weten hoe ze het hoofd boven water moeten houden. Af en toe kan Hung de verleiding niet weerstaan om net te doen alsof hij bij een kledingwinkeltje nieuwe kleren wil kopen en zo de stof van broeken en truien te voelen. De verkoopster weet best dat Hung niets kan kopen, maar ze speelt het spelletje een beetje mee om hem een plezier te doen.

In een uithoek van de markt staan een gammele tafel en een bank. Elke middag om twee uur komt daar mijnheer Thanh, een vrijwilliger van het Vietnamese Rode Kruis in Dong Ha. Hij en een aantal andere vrijwilligers van het Rode Kruis trekken zich het lot van de straatkinderen aan en proberen te helpen waar ze kunnen. Het grote probleem is echter dat er amper geld is om dat goed te kunnen doen. Mijnheer Thanh is vroeger zelf ook op straat geleefd geweest en later vrijwilliger geworden bij het Rode Kruis. Hij houdt zich vooral bezig met sociale activiteiten voor de meest kwetsbaren in de samenleving. Toen het Rode Kruis in Dong Ha serieuze plannen ging ontwikkelen om een opvang- en begeleidingsprogramma voor straatkinderen op te zetten, was Thanh de eerste die zich aanmeldde hieraan mee te werken. Hoe triest het misschien ook is, zijn eigen ervaring als straatkind komt goed van pas om de straatkinderen van nu feilloos aan te voelen. Thanh had aan Hung gevraagd eens langs te komen bij het Rode Kruis-hoekje om een praatje te maken. Toen Hung bij het hoekje aankwam zat  Thanh  al in zijn smetteloos witte pak te wachten.

Hung  gaat zitten en de Rode Kruis-man begint hem te vertellen over het nieuwe opvanghuis dat gebouwd wordt met steun vanuit Nederland en het opleidings- en begeleidingsprogramma dat het Vietnamese Rode Kruis in Dong Ha ten behoeve van de straatkinderen gaat uitvoeren als het tehuis eenmaal klaar is. Aan Hung de vraag wat hij er van vindt om straks ook in het tehuis te komen wonen.

een praatje met mijnheer Tanh

Hung wil dat dolgraag en zeker als hij de kans krijgt van daaruit nog een vak te leren ook en later niet meer afhankelijk te zijn van wat de straat hem biedt, maar zelfstandig de kost te kunnen verdienen. Dat niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zijn vader, moeder en zusjes. Hung is er allemaal wat beduusd onder. Hij kan bijna niet geloven dat er binnenkort voor hem en zijn vrienden betere tijden aanbreken.

Het opvanghuis voor de straatkinderen van Dong Ha zal een eenvoudig, maar mooi en praktisch huis worden waarin kinderen een vorm van gezins- of groepsleven wordt aangeboden in woongroepen van kinderen van verschillende leeftijden. Het huis komt op een mooie plek te staan, op een stuk grond dat het gemeentebestuur van Dong Ha beschikbaar heeft gesteld. Iedere groep krijgt een eigen woonruimte waar de kinderen kunnen slapen, eten, huiswerk maken en samen kunnen zijn. Net als in veel Vietnamese gezinnen zullen ook de jonge bewoners in de dagelijkse gang van zaken moeten bijdragen, zoals schoonmaken, afwassen, op de jongere kinderen passen en in de tuin werken.

Het klinkt Hung allemaal als muziek in de oren. De kinderen zullen overdag naar school gaan en de ouderen kunnen diverse beroepsopleidingen volgen in het “Vocational Training Centre”(ambachtsschool)  in de stad. Hung zou willen dat hij al dit goede nieuws meteen aan zijn ouders kon gaan vertellen, maar die wonen zo ver weg.
Hung is zo opgewonden dat hij zijn gedachten niet meer bij zijn “werk” kan houden als mijnheer Thanh hem goedendag heeft gezegd. Hij loopt kris-kras over de markt en vertelt aan alle andere straatkinderen die hij tegenkomt over het nieuws dat hij zojuist heeft gehoord. Een aantal weten het al en samen kwebbelen en fantaseren ze op de trappen van de markt over hun nieuwe toekomst. Na een lange dag van rondsjouwen op de markt trekken de straatkinderen van Dong Ha weer weg in de richting van de oude loods. Ze boffen vandaag want ze hoeven zich geen zorgen te maken over het avondeten. Een aantal vrijwilligers van het Rode Kruis heeft beloofd een grote pan rijst met vlees en groente te koken. Dat wordt dus smikkelen en smullen geblazen en even kunnen ze vergeten wie ze eigenlijk zijn… de straat- en zwerfkinderen van Dong Ha.

Nadat hij zijn zak met verzamelafval in de loods heeft gezet loopt Hung nog op een drafje naar de rij kleine scheefgezakte huisjes een paar straten verder. In het hoekhuisje woont een alleenstaande vader met zijn drie jonge kinderen. Hun moeder is omgekomen bij een mijnontploffing op hun akkertje, net als de vader van Hung, alleen heeft die het overleefd. Hung past af en toe op de kinderen en speelt met ze als de vader probeert aan de kost te komen.

Hung telt zijn geld. Zou het al genoeg zijn?

Als Hung wat geld gespaard heeft brengt hij het naar deze man die het voor hem bewaart in een klein houten kistje dat Hung zelf gemaakt heeft. Nauwkeurig houdt de man bij hoeveel geld Hung heeft gespaard. Hung loopt naar binnen, vraagt om zijn kistje en gaat op het bed zitten om zijn geld te tellen.
Zou het al de moeite waard zijn om naar zijn ouders in Ha Tinh te gaan om hen zijn spaargeld te geven? Natuurlijk staat hij ook te popelen om hen te vertellen over zijn nieuwe leven en zijn toekomstplannen.

Wat zullen zij blij zijn voor hem en ook voor zichzelf; Hung zal immers zo’n beetje de kostwinner worden. Hij besluit dat hij genoeg gespaard heeft om naar Ha Tinh te gaan. Hij wil geen dag meer wachten. Snel loopt hij terug naar de loods. De maaltijd van het Rode Kruis laat hij zich niet door de neus boren.

Na het eten worden er met een aantal vrijwilligers van het Rode Kruis nog wat spelletjes gedaan. Dan begint het avondritueel van alle dag; tijd om te gaan slapen. Morgen, heel vroeg, breekt er immers weer een nieuwe overlevingsdag aan! Overal zoeken kinderen en dakloze volwassenen hun slaaprolletje op. Ook Hung installeert zijn “nachtverblijf” op zijn vaste plek. Niet lang daarna is de oude loods in diepe rust en hoor je de slaapgeluiden van tientallen verschoppelingen die misschien dromen: “morgen zal alles anders zijn…”

tijd om te slapen

De volgende ochtend is Hung vroeger wakker dan anders. Hij blijft nog wat liggen te fantaseren over de nieuwe dingen die hem te wachten staan. Zodra hij het eerste straaltje licht ziet, schiet hij als een veer overeind, ruimt zijn slaapspullen op pakt zijn spulletjes en… zijn hoed. In looppas gaat het naar de waterput om zich een extra opfrisbeurt te geven. Nu naar het huisje van de man die zijn geld bewaart. Vandaag gaat Hung naar zijn vader en moeder en  zusjes in Ha Tinh.

wachten op het station

Dan begint het lange wachten op het station van Dong Ha. Hung weet dat er vandaag een trein moet komen maar wanneer? Dat kan niemand precies zeggen. Het kan in de loop van de ochtend zijn of in de middag.

Ja, Hung reist met de trein. Niet in een personenwagon, een kaartje daarvoor is te duur en dat zou een te groot gat slaan in zijn spaarcenten. Omdat er geen geld voor een treinkaartje is, probeert hij mee te rijden door zich te verstoppen in een goederenwagon en dan maar hopen dat hij niet ontdekt wordt. Na uren van gespannen wachten komt de trein in de middag aan. Hung let goed op of geen conducteur of perronopzichter hem kan zien als hij naar het achterste gedeelte, naar de goederenwagons slentert.

De spoorwegmannen hebben het gelukkig veel te druk met het beantwoorden van vragen van al die mensen die met de trein mee willen.

Van een van de goederenwagons staat de deur een stukje open en Hung glipt naar binnen. In een hoekje verschuift hij wat dozen en vaten en bouwt zo zijn privé-coupé.

Als de trein zich hijgend en puffend in beweging zet heeft Hung zich zo geriefelijk mogelijk genesteld; hij heeft een lange rit voor de boeg…

Hung glipt naar binnen

Knarsend en piepend komt de lange trein tot stilstand op het station van Ha Tinh. Hung schikt wakker en  kijkt door de halfgeopende deur de donkere nacht in. Hij pakt zijn spulletjes, zet zijn strooien hoed op en controleert of hij zijn spaargeld nog heeft. Op het perron van het station van Ha Tinh rekt hij zich nog eenmaal geeuwend uit. Uit zijn broekzak haalt hij een plastic pakje met daarin wat witte kleefrijst dat over was van de vorige dag. Dat komt nu goed van pas; het gevoel in zijn maag zegt: “honger”. Hung kijkt nog eenmaal glimlachend naar de trein en zet er dan stevig de pas in. Het is nog een lange mars naar het dorpje Duc Tho waar zijn ouders en zusjes op hem wachten; alleen weten ze dat niet. Hung’s ogen worden vochtig en hij slikt een brok in zijn keel weg: wat zullen ze opkijken !

tekst en foto’s:
Hans-Victor Selder
voorzitter KoD